| Verkeersonderwijs
Geschiedenis van het Verbond voor Veilig Verkeer
In de jaren ’20 nam het gemotoriseerde verkeer flink toe. Paard en wagen werden langzaam verdrongen door de auto. Soms haalden deze gemotoriseerde voertuigen wel snelheden van tegen de 40 km per uur, wat voor die tijd ongekende snelheden waren. Verschillende organisaties en vrijwilligers die zich voor een veiliger verkeer inspanden, waren het met elkaar eens dat er een landelijke vereniging opgericht moest worden die zich met verkeersveiligheid zou bezighouden. Daarom werd in 1932 het 'Verbond van Vereenigingen voor Veilig Verkeer' opgericht. Het Verbond bestond uit plaatselijke verenigingen die zich gezamenlijk inzetten voor ‘het bereiken van een zo groot mogelijke veiligheid voor alle weggebruikers’. Het Verbond organiseerde vele activiteiten, zoals een Remmen- en Lichtweek. Ook was het Verbond erg actief op het gebied van verkeersonderwijs op scholen. In 1932 werd dan ook facultatief het verkeersonderwijs ingevoerd, wat betekende dat kinderen op de lagere school onderwezen zouden worden over verkeersveiligheid. Om de verkeerskennis van leerlingen te toetsen werd het Verkeersexamen ingevoerd. Het theorie-examen werd op school afgenomen, maar het praktijkexamen geschiedde op de fiets op straat onder begeleiding van de politie. Later werd deze taak overgenomen door burgers die langs de route stonden.In 1948 bracht een delegatie van het Verbondsbestuur een bezoek aan de rijksoverheid om te praten over een subsidie. Dit resulteerde in een bedrag van 35.000 gulden, waardoor het Verbond veel meer kon ondernemen om de verkeersveiligheid te bevorderen. Ook werd in 1948 werd de naam ‘Verbond van Vereenigingen voor Veilig Verkeer’ veranderd in het ‘Verbond voor Veilig Verkeer’.
Het Verbond ondernam steeds meer activiteiten en hield zich steeds actiever bezig met verkeersvoorlichting. In 1950 verscheen de Jeugdverkeerscourant. Binnen een half jaar was het aantal gemeenten dat deze krant afnam gestegen van zeven tot ruim tweeduizend. Ook lukte het in 1959 verkeersonderwijs op alle lagere scholen vanaf het derde leerjaar verplicht te stellen. Het Verbond was erg blij dat deze verplichting er na 26 jaar pleiten van kwam.
Vanaf 1959 kwamen er steeds meer methoden voor Verkeersonderwijs op de markt.
Hieronder zullen we enkele verkeersmethoden bespreken.
"Eerbied voor het Leven", een serie boekjes voor methodisch verkeersonderwijs in alle leerjaren der lagere school , door Anne de Vries en A.M. Koppejan (1956-1957)Dit was een voor die tijd zeer populaire methode. Op de linkerbladzijden staat telkens een verhaal van Anne de Vries rond een bepaald verkeersthema. Op de rechterbladzijden staat de bijbehorende theorie: verkeersregels, verkeerssituaties en verkeersborden. De heer A.M. Koppejan was hoofdinspecteur bij de Verkeerspolitie te Amsterdam, belast met verkeers-voorlichting en verkeersonderricht. De illustraties zijn van F. Behrendt.
De serie bestaat uit de volgende zes deeltjes:klas 1: Bruintje Beer in 't verkeerklas 2: Jan Klaassen, kijk uit!klas 3: Met bus en benenwagen.klas 4: Ik en mijn fietsklas 5: Weten, maar òòk doen!klas 6: Heb je naaste lief.Bij de deeltjes 1 t/m 5 behoort een werkboekje. Deze methode heeft een 66e druk bereikt.
"Set van drie houten kistjes met magnetische verkeersborden en voertuigen"- uitg. Noordned. Stempelfabriek. (+/- 1960)Zowel borden als voertuigen zijn voorzien van een magneetje. Bij deze set behoort een metalen bord, waarop met krijt de wegen en kruispunten kunnen worden getekend, waarin vervolgens de borden en voertuigen kunnen worden 'vastgezet'. Zo kunnen tal van verkeers- en voorrangssituaties worden nagebootst. Het metalen bord kan aan het schoolbord worden gehangen, zodat de kinderen alles duidelijk kunnen zien. Een voor die tijd prachtig en effectief leermiddel.
|