Berend Botje: Bouwsteen van het Nederlandse DNA

Ilona Stoffers & Niek Wassenaar

 
Berend Botje ging uit varen
Met zijn scheepje naar Zuidlaren
De weg was recht, de weg was krom
Nooit kwam berend Botje weerom

 
Een, twee drie, vier, vijf, zes, zeven. Veel Nederlanders zullen de vraag ‘waar is Berend Botje gebleven?’ meerdere malen hebben gesteld in hun leven, aange-zien het tweede couplet van dit alom bekende Neder-landse kinderliedje hiermee aanvangt. De vragen waar Berend Botje vandaan komt en waarom zoveel Nederlanders het liedje kennen zijn echter minstens even interessant als de vraag waar Berend Botje is gebleven. Het antwoord op de vraag waar Berend Botje vandaan komt wordt niet prijsgegeven in een volgend couplet, wat maakt dat over de herkomst van ons aller Berend nogal wat discussie bestaat. Sommigen stellen dat Berend Botje een verbasterd spotlied is over Bommen Berend. Dit was de bijnaam van de uit Münster afkomstige bisschop Christoph Bernhard van Galen die in 1672 de stad Groningen belegerde. De inhoud van het liedje geeft echter weinig aanwijzingen die dit verhaal kunnen ondersteunen. Een ander historisch personage dat vaak in verband wordt gebracht met Berend Botje is de edelman Lodewijk van Heiden. Van Heiden maakte carrière op de Russische vloot en werd een internationaal bekende zeeheld toen hij in 1826 een internationale troepenmacht leidde die de oorlog tussen Griekenland en Turkije beëindigde. Hij had een connectie met Zuidlaren doordat zijn familie hier een landgoed bezat. Waar de naam Berend Botje in dit verhaal past, wordt echter niet duidelijk (Van der Weg, 2008). Hoe fascinerend de verhalen over de vermoedelijke identiteit van Berend Botje ook zijn, ze geven weinig duidelijkheid over de herkomst van het liedje en bieden ook geen verklaring waarom zoveel Nederlanders dit liedje nu nog kennen. Een blik op de tijd waarin dit liedje voor het eerst terug te vinden is kan wellicht meer helderheid geven.
 
Een van de oudste gedrukte versies van Berend Botje is te vinden in een liedboekje uit 1871: ‘Volksdeuntjes uit de oude doos’, uitgegeven door D. Noorthoven van Goor. Deze uitgave is niet geheel los te zien van het feit dat in de 19e eeuw volksliedjes hun weg begonnen te vinden in het Nederlandse volksonderwijs. Waarom werden volksliedjes juist in deze tijd onderdeel van het Nederlandse onderwijs? Voor een antwoord op deze vraag moeten we terug naar 1789. In dit jaar werd de Bataafse Republiek opgericht en werd Nederland voor het eerst een eenheidsstaat. Met de oprichting van de eenheidsstaat kwam vanzelfsprekend niet direct een nationale identiteit tot stand. Men wilde deze nationale identiteit graag via het onderwijs bewerkstelligen. Met de onderwijswet van 1806 werd getracht zoveel mogelijk kinderen onderwijs te laten volgen en via klassikaal onderwijs op te voeden tot beschaafde burgers met gezamenlijke normen en waarden (Bigot, Diels & Kohnstamm, 1924). De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (kortweg: ’t Nut), een invloedrijke vereniging die zich inzette voor het maatschappelijke welzijn, zag in zangonderwijs belangrijk middel om kinderen op te voeden tot beschaafde burgers en zo bij te dragen aan de identiteit een eenheid van het land (Lenders, 1988). Mede door de inspanningen van ‘t Nut werd in 1857 zangonderwijs een verplicht vak binnen het lager onderwijs en kreeg het een belangrijke plek binnen het onderwijs op lagere scholen. Dit is ook te zien in een handboek dat werd gebruikt in de toenmalige lerarenopleiding, geschreven door Scheepstra. Hierin beschrijft hij dat het zangonderwijs een wezenlijk onderdeel is in het onderwijs van kinderen en dat het een belangrijke functie vervult in het ontwikkelen van de Nederlandse taal, smaak en ‘zedelijke waarheden’. Bij het zingen van de liedjes werd vaak een liedboek gebruikt, waardoor de leerlingen niet alleen moesten zingen, maar ook moesten lezen (Scheepstra, 1912). Dat Berend Botje terug te vinden is in deze 19e-eeuwse liedboekjes, maakt het aannemelijk dat Berend Botje een middel is geweest om een Nederlandse identiteit te creëren.
 
Wat de precieze herkomst van Berend Botje is, zal waarschijnlijk nooit helemaal duidelijk worden. Wel is het duidelijk dat Berend Botje en andere volksliedjes in de negentiende eeuw een belangrijke rol kregen bij het creëren van een nationale identiteit, die gestalte moest krijgen via het onderwijs. Dat zoveel mensen dit liedje nu nog steeds kennen is allicht een teken dat de missie is geslaagd en dat Berend Botje inmiddels onderdeel is geworden van deze identiteit.

Literatuur:
Bigot, L.C.T., P.A. Diels & Ph. Kohnstamm (1924). Scholen met een losser 
klasseverband [Deel II De toekomst van ons Volksonderwijs] Amsterdam: 
Nutsuitgeverij.

Lenders, J. (1988). De burger en de volksschool: culturele en mentale achtergronden van een onderwijshervorming, Nederland 1780-1850. Nijmegen: Sun. 

Scheepstra, H. (1912). Onderwijs en opvoeding. Beknopt leerboek voor kweek- en 
normaalscholen. Groningen: J.B. Wolters’ U. M.

Van der Weg, J. (2008). Midden in de week maar zondags niet. De ware 
geschiedenissen van Kortjakje, Berend Botje, Jan Huigen en consorten (1ste 
dr.). Harderwijk: d’Jonge Hond.
.