Jenaplan: ontstaan en kenmerken

Oorsprong:

Jenaplanonderwijs is een vorm van vernieuwingsonderwijs, net als bijvoorbeeld dalton-onderwijs, montessorionderwijs of vrije scholen. Dit onderwijs is gebaseerd op de ideeën van professor Peter Petersen, afkomstig uit het Duitse Jena. Hij ontwikkelde in zijn woonplaats een vernieuwende visie op onderwijs. Zijn ideeën werden midden jaren vijftig geïntroduceerd in Nederland.

Begin 2010 waren er in Nederland ongeveer 220 jenaplanscholen, met zo’n 45.000 leerlingen. Het gaat vooral om basisscholen; binnen het voortgezet onderwijs zijn slechts 10 jenaplanscholen.
De naam jenaplanschool is niet beschermd. Toch zijn de meeste jenaplanscholen lid van de Nederlandse Jenaplanvereniging (NJPV). Zij onderschrijven de basisprincipes van jenaplan-onderwijs. 

Uitgangspunt:

•    Leren ontstaat in liefde, in verbinding en vanuit verwondering. De school is een leefwerkge-meenschap waar je leert samenleven. Ouders voeden samen met de school  kinderen op tot mensen die van betekenis zijn voor zichzelf, voor anderen en voor een duurzame wereld.

Doelen van het onderwijs:

•    Door af te stemmen op wat een kind nodig heeft, halen de kinderen op Jenaplanscholen het beste uit zichzelf in de basisvakken zoals taal, rekenen en wereldoriëntatie.

•    Als kind leer je in het Jenaplanonderwijs omgaan met jezelf (persoonsvorming). Je leert jezelf, je manier van leren en je kwaliteiten kennen. Kinderen worden begeleid om hun unieke kwaliteiten te ontdekken en te ontwikkelen.  Kinderen worden (mede) verantwoordelijk gemaakt voor hun eigen leren. Kinderen laten dit zien in presentaties, zelfrapport of portfolio. Kinderen leren omgaan met hun lijf, hun emoties,hun denken en hun zingeving. Vanuit deze zelfbewuste houding leren ze vaardigheden als plannen, creëren en presenteren.

•    Het kind leert omgaan met de anderen, leert zijn eigen rol in de stamgroep kennen en ontwikkelen. Vanuit deze zelfbewuste houding leert het kind anderen niet alleen te respecteren, maar ook voor hen te zorgen en zijn eigen gedrag te verantwoorden. Vanuit deze zelfbewuste houding leert het kind vaardigheden als communiceren en samenwerken.

Respect voor onderlinge verschillen

Kinderen verschillen, bijvoorbeeld in levensbeschouwing, achtergrond, capaciteiten en eigenschappen. Jenaplanscholen beschouwen dat als een kans. De leerlingen leren om op een rechtvaardige en respectvolle manier met de onderlinge verschillen om te gaan. Want: elk kind is uniek en elk kind heeft het recht om zijn eigen identiteit te ontwikkelen.

Stamgroepen

De Stamgroepen zijn heterogene groepen met leerlingen van verschillende leeftijden; m.a.w.: stamgroepen zijn opgebouwd uit 2- of 3 leerjaren
De meeste jenaplanscholen kennen een onderbouw, middenbouw en bovenbouw. In elke stamgroep zitten leerlingen van verschillende leeftijden en met een verschillend ontwik-kelingsniveau bij elkaar. Het lijkt in die zin op een gezin of op de samenleving.
In de stamgroep verandert de positie van kinderen elk jaar. Soms behoort een kind tot de jongsten van de klas, soms tot de middelsten en soms tot de oudste. Dit biedt mogelijkheden om van elkaar te leren en voor elkaar te zorgen.


Zelfstandigheid

Leerlingen van een jenaplanschool leren van jongs af aan om zelfstandig te spelen en te leren. Ze hebben (binnen grenzen) de vrijheid om te bepalen wat ze op welk moment willen doen. Het is echter geen ‘vrijheid blijheid’. De leerlingen hebben bijvoorbeeld een weektaak, waarin staat wat ze in een week in ieder geval af moeten hebben.

Initiatiefrijke leerlingen

Kinderen worden gestimuleerd om veel initiatieven te nemen, om over allerlei zaken mee te praten en mee te denken. Ze worden serieus genomen, er wordt naar hun ideeën geluisterd en de stamgroepleider (vergelijkbaar met een leerkracht in regulier onderwijs) neemt hun ideeën en inbreng zoveel mogelijk mee.

Wereldoriëntatie: het hart van het onderwijs

Het vak wereldoriëntatie is het hart van het onderwijs. Uitgangspunt is dat de leerlingen binnen en buiten de school kunnen leren. Zij gaan daarom vaak op pad; ze gaan dingen zelf ervaren, ontdekken en onderzoeken. De buitenwereld komt ook de school in, bijvoorbeeld als er mensen iets komen vertellen of demonstreren. Door deze benadering wordt de wereld van de leerlingen steeds groter en leren zij om een mening te vormen en de wereld om hen heen te leren kennen.
De leerlingen werken vaak aan (thematische) projecten. Hierbij komen vaak vakken geïntegreerd aan bod. Dan zijn bijvoorbeeld taal- of rekenactiviteiten gekoppeld aan een wereldoriënterend thema.

Aandacht voor totale ontwikkeling van het kind

Jenaplanscholen besteden niet alleen aandacht aan schoolse kennis en vaardigheden, zoals lezen, schrijven en rekenen. Het gaat om de ontwikkeling van kinderen in de ruimste zin van het woord. Dat betekent bijvoorbeeld ook dat de leerlingen geen traditioneel rapport met cijfers krijgen. Jenaplanscholen gebruiken rapportages, waarin aandacht is voor de totale ontwikkeling van het kind.
Dat neemt niet weg dat jenaplanscholen wel gewoon goed en degelijk onderwijs aanbieden. Ook jenaplanscholen voldoen aan de wettelijke kerndoelen. Op het gebied van lezen, schrijven en rekenen/wiskunde doen jenaplanscholen het even goed als traditionele scholen.

Gebruik van ritmisch weekplan

Jenaplanscholen gebruiken niet een rooster, zoals traditionele scholen. Vrijwel alle activi-teiten vinden flexibel plaats, waarbij werk en ontspanning elkaar afwisselen. Jenaplanscholen onderscheiden vier kernelementen, die elke dag aan bod komen. We spreken over een ritmisch dag- of weekplan.
De vier kernactiviteiten die jenaplanscholen onderscheiden:

Gesprek

Gesprekken zijn een manier om elkaar te informeren en te begrijpen. De dag start meestal met een ‘kringgesprek, bijvoorbeeld een boeken-, actualiteiten-, discussie of weekendkring.

Spel

Het gaat om allerlei activiteiten waarbij de leerlingen door middel van ‘spel’ aan het leren zijn. Het gaat om ‘gewone’ leerspellen (zoals Twentyfour of Sudoku), maar bijvoorbeeld ook om drama, rollenspellen of buitenspelen. Door samen te spelen, leren kinderen om rekening met elkaar te houden. Het is een manier om creatief bezig te zijn en de fantasie te gebruiken en te ontwikkelen.

Werk

Bij werk gaat het om alle schoolse vakken, zoals rekenen, taal, wereldoriëntatie of creatieve vakken. De leerlingen werken aan aantrekkelijke aan uitdagende opdrachten, waaruit de leerlingen vaak zélf mogen kiezen.
Kinderen werken individueel, in tweetallen of in kleine (niveau)groepjes. Er zijn ook instructie-momenten, bijvoorbeeld voor een jaar- of niveaugroep.

Viering

De viering is bedoeld om met de hele school de week te openen of af te sluiten of om stil te staan bij bijzondere momenten, zoals de introductie van een nieuw, schoolbreed project, kerst of ramadan. üf om aan elkaar te laten zien wat ze hebben geleerd die week.

Actieve rol voor ouders

Op jenaplanscholen spelen ouders vaak een actieve rol, op allerlei niveaus. Dus bij bijvoorbeeld buitenschoolse en onderwijsinhoudelijke activiteiten.

Unit-onderwijs.

Als uitvloeisel van het Jenaplanconcept hebben veel basisscholen aan het begin van de 21e eeuw in het kader van onderwijsvernieuwing het unitonderwijs ingevoerd. Bij dit unitonderwijs zoeken leerkrachten naar mogelijkheden om kinderen meer uit te dagen, hen  'leren leren' en hen te leren onderzoeken. Een unit is een groep kinderen, die meerdere leerjaren omvat. Binnen die units zijn er stamgroepen (dat wat wij nu klassen noemen). Door het werken in units, die bestaan uit twee leerjaren (3-4; 5-6 en 7-8) kan er meer tegemoet worden gekomen aan de verschillen tussen kinderen. In feite wordt er in units leerjaardoorbrekend gewerkt. Naast groeps-leerkrachten zijn leerkrachtondersteuners werkzaam binnen de units. Onderstaand schema geeft het functioneren van de units weer.