Het Volle Leven, door Jan Ligthart, H. Scheepstra en W. Walstra

Jan Ligthart was een van de belangrijkste representanten van de reformpedagogiek: een internationale beweging die uitging van de aangeboren leergierigheid van het kind, en daar het onderwijs op aan wilde passen. Daarom pleitte hij voor onderwijs waarin kinderen ‘het volle leven’ leerden kennen. Om de Haagse school waarvan hij hoofd was, lagen schooltuintjes en leerlingen gingen in slootjes op ontdekkingstocht. In het onderwijs moest de leergierigheid van het kind centraal staan. Op deze principes is het leerpakket “Het Volle Leven” ontwikkeld

"Het Volle Leven' was een onderwijspakket, bestaande uit 4 series van elk 6 schoolplaten. Bij elke serie werd een handleiding uitgegeven. De vier uitgebreide handleidingen met de 24 schoolplaten vormden een methode voor zaakvakonderwijs (wereldoriëntatie). Centraal staat de vertelling. Verder geven de handleidingen voorstellen, richtlijnen en ideeën voor o.a. schoolwandelingen, het onderhouden van (school)tuintjes door de leerlingen en het samenvoegen van verschillende vaardigheden en soorten kennis. Deze zaakvakmethode van Ligthart is te scharen onder het zgn. totaliteitsonderwijs: 'het opdoen van ervaringen en belevingen van buitenschoolse zaken (als landschappen, industrie, agrarische activiteiten enz.), het analyseren van desbetreffende verschijnselen, het verwerken van opgedaan inzicht in het maken van tekeningen, maquettes, opstellen e.d.'  De serie 'Het Volle Leven" kon voor meerdere schoolvakken gebruikt worden. Voor de lagere klassen is de serie bedoeld voor het zogenaamde zaakonderwijs. Voor de hogere klassen is de serie bruikbaar voor het aardrijkskunde - en natuuronderwijs in samenhang.

serie I       Winterhalfjaar - Timmeren

serie II      Zomerhalfjaar - Grasland

serie III     Winterhalfjaar - Metselen

serie IV    Zomerhalfjaar - Bouwland

Aanvankelijk werden de platen van de series II en IV (het zomerhalfjaar) door Cornelis Jetses geschilderd en de platen van de series I en III (het winterhalfjaar) door W.K. de Bruin.

Rond 1926 werd serie III (metselen) door Cornelis Jetses overgeschilderd en serie I (Timmeren) door A.M. Güthschmidt. De series voor het zomerhalfjaar blijven ongewijzigd.

serie I     Winterhalfjaar :  Timmeren, door W.K. de Bruin (1906)

serie I (vernieuwd)  Winterhalfjaar:  Timmeren, door A.M. Güthschmidt  (1926)

serie II - Zomerhalfjaar:  Grasland, door Cornelis Jetses

In de verhalen en op de platen van serie 2  wordt de familie Houtman opgevoerd: boer Houtman en zijn vrouw; hun kinderen Hein en Mientje en ook de knecht Bos en de dienstmeid Aaltje. De verhalen worden verteld door de ogen van de kinderen. Verhaal en plaat worden beschouwd als de beste aanschouwingsmiddelen in die tijd.Hein en Mientje zijn ook de hoofdpersonen in de serie leesboekjes "Hein en Mientje" van J. Ligthart, en H. Scheepstra.

serie III  - Winterhalfjaar:  Metselen, door W.K. de Bruin (1909)

serie III (vernieuwd) - Winterhalfjaar:  Metselen, door Cornelis Jetses (1926)

Uitgever Wolters geeft in 1925 aan Cornelis Jetses opdracht om de platen van de serie 'Metselen' over te schilderen. Jetses geeft uiteraard zijn eigen interpretatie aan het thema 'Metselen', zodat de serie wordt vernieuwd en als het ware wordt aangepast aan de tijdsomstandigheden. Het is ons niet bekend, hoe W.K. de Bruin heeft gereageerd op het feit, dat een collega-schilder 'zijn' platen mocht overschilderen.

serie IV - Zomerhalfjaar - Bouwland, door Cornelis Jetses (1906)

Op de platen van serie 4 en in de bijbehorende vertellingen komt naast de familie Houtman en de kinderen Hein en Mientje ook een neefje voor. Het is Piet van Dam, die in de stad woont. Piet is erg ziek geweest en moet om  gezondheidsredenen een poosje op de boerderij logeren. Voor Piet is het boerenleven nieuw en hij wil alles weten. Door de ogen van Piet van Dam leren de leerlingen van alles over het boerenleven. Op de platen herkennen we Piet aan zijn matrozenkraagje. Je ziet hem kijken, wijzen en vragen en hij staat overal met zijn neus bovenop.


"De heide in mei"

Als voorbeeld vertellen we iets meer over de vertelling, die bij de plaat  "De heide in mei"  hoorde. De leerstof van de schoolplaat  - de dieren, de planten, de bezigheden en de woorden - wordt in de handleiding verwerkt in een uitgebreide vertelling.

De aanleiding van het verhaal is een brief van Sientje, de oude meid. Sientje en haar jongste kindje zijn ernstig ziek geweest. Moeder vindt dat ze de oude meid maar weer eens moet bezoeken om te zien hoe het er mee gaat. Hein en Mientje en natuurlijk de logé Piet van Dam willen graag mee. Hein en MIentje hielden veel van Sientje, die hun oude meid was, voordat Aaltje kwam, en ze was altijd heel lief voor de kinderen geweest.  Sientje was arm, haar man was gestorven, en nu woonde ze met haar kleintjes in een heel eenvoudig hutje bij haar vader. Omdat de reis naar Sientje duur is, twijfelt moeder. Maar de kinderen trekken haar over de streep door te zeggen dat de rit uit hun spaarpot zal worden betaald. Moeder neemt ook allerlei dingen voor Sientje mee. Op zaterdag-morgen vertrekken moeder en de kinderen met de stoomtram naar Sientje. Het is heerlijk meiweer, de jassen en de mantels blijven thuis. Moeder heeft een zware mand te dragen. Vanuit de stoomtram zien de kinderen de bekende weiden en akkerlanden met boerderijen. Overal liepen de beesten in de groene wei of stond het jonge graan op de akker. Maar op 't laatst veranderde dat. De grond was niet meer groen, maar bruin. Je zag geen boerderijen meer met mooie bomen er om heen. Alleen hier en daar een klein huisje of een dennenbosje. Dat was de heide. Er groeide geen gras, geen graan, maar heidekruid. Dat waren kleine plantjes met een houtige stengel en kleine, droge blaadjes. Piet, Hein en Mientje waren hier nog nooit geweest, maar toch hadden ze zulke heideplantjes wèl eens gezien. En weet je waar?  In de heibezems, waarmee Aaltje het vaatwerk schrobde.